En [1]laat [na] de sabbat, als het begon te lichten, tegen den [2]eersten [dag] [3]der week, kwam [4]Maria Magdalena, en de andere Maria, [5]om het graf te bezien.
1. Grieks, laat der sabbaten; dat is, gelijk verklaard wordt
Mark.16:1, toen de sabbatdag voorbij was. Want door het woord
sabbaten in het getal van velen wordt ook de sabbatdag of zevende
dag verstaan, hfdst.12 vs.1; Hand.13:14.
2. Grieks, enen; dat is, eersten, gelijk verklaard wordt
Mark.16:9.
3. Grieks, der sabbatten; welk woord somtijds ook genomen wordt
voor de gehele week; Mark.16:9; Joh.20:1; 1 Kor.16:2.
4. Bij welke twee nog enige andere waren, die genoemd worden
Mark.16:1; Luk.24:10.
5. Hebbende bij zich specerijen, Luk.24:1, om het lichaam van
Christus te zalven, Mark.16:1.